De
documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend.
Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen
aangegeven.
Referentiekader
CROW,
Standaard RAW bepalingen 2010;
CROW
publicatie 210 Richtlijnen omgaan met vrijkomend asfalt; CROW
publicatie 287 Stille Wegdekken;
CROW
infoblad Milieu 966;
Nationaal pakket Duurzaam Bouwen GWW; Besluit
Bodemkwaliteit;
Afwegingskader voor geluidreducerende maatregelen
bij provinciale wegen, http://www.ipo.nl/nieuws/afwegingskader-voor-geluidreducerende-maatregelen-bij-provinciale
Aandachtspunten
Bij
totale reconstructie dient men te allen tijde onderzoek te doen
naar het draagvermogen van de ondergrond, situatie en realistische
grondmaten en de verkeersintensiteit. Hieruit kan men dan de soort
en de toe te passen dikte van de fundering en asfaltlagen
bepalen.
Bij
onderhoud dient men onderzoek te doen naar de restlevensduur van de
verhardingsconstructie. Op basis van valgewichtdeflectiemetingen en
een gedetailleerde visuele inspectie moet de restlevensduur van de
verhardingsconstructie worden bepaald en moet bepaald worden hoe
voldaan kan worden aan een ontwerplevensduur van de
verhardingsconstructie van 20 jaar. Uitvoering en verwerking van
valgewichtdeflectiemetingen en gedetailleerde visuele inspecties
moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in bijlage
D.
Een
verzoek tot geluidsreducerend asfalt moet eerst onderzocht worden
naar het nut en noodzaak. De verzoekende partij moet dit
aantonen.
De
bovenlaag van de bermen moet afgewerkt worden gelijk met onderkant
deklaag asfalt. De grond moet voldoen aan de Bodemkwaliteitskaart
van de betreffende gemeente.
Gestreefd wordt naar toepassing van secundaire
bouwstoffen. Vanuit duurzaam wegbeheer wordt het afwegingskader
voor
geluidreducerende maatregelen bij provinciale
wegen gebruikt om te bepalen welke maatregelen worden
toegepast.
Programma van eisen
In
onderstaande punten is het programma van eisen weergegeven voor de
verhardingsopbouw van gebiedsontsluitingswegen (type
II).
Algemeen:
In
het algemeen is categorie vrachtautointensiteit B van toepassing.
De categorie vrachtautointensiteit moet worden bepaald op basis van
de verkeersintensiteiten (Standaard RAW bepalingen 2010 tabel
31.19).
Levensduur en constructieopbouw bepalen aan de
hand van een asfaltonderzoek (constructieboringen, gedetailleerde
visuele inspectie en valgewichtdeflectiemetingen). Uitvoering en
verwerking van valgewichtdeflectiemetingen en gedetailleerde
visuele inspecties moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in
bijlage D.
Ontwerplevensduur verhardingsconstructie 20 jaar.
Minimale asfaltconstructiedikte 150 mm.
Drooglegging ten minste 1,00
m.
Afwijkingen ten opzichte van standaard
verhardingsopbouw motiveren.
In
tabel 2.4 is de standaard verhardingsopbouw voor een
gebiedsontsluitingsweg
weergegeven.
Tabel
2.4
|
Standaardverhardingsopbouw
gebiedsontsluitingsweg
|
Laag
|
Type
|
Dikte
|
Deklaag
|
SMA-NL 11B
70/100
|
35 mm
|
|
Afstrooien met steenslag 1/3 (2,0
kg/m2) of 2/6
|
|
|
(2,0 kg/m2) conform CROW
199
|
|
|
|
|
Tussenlaag
|
AC 16 bind
TL-B
|
40 - 50 mm
|
|
AC 22 bind
TL-B
|
60 mm
|
|
|
|
Onderlagen
|
AC 22 base
OL-B
|
60 - 90 mm (per
laag)
|
Fundering
|
Hydraulisch menggranulaat 0/45 (of
gelijkwaardig) 250 - 400 mm
|
|
|
|
Zandbed
|
|
minimaal 500
mm
|
|
|
|
Bouwstoffen:
Voor
het te gebruiken toeslagmateriaal gelden de hardheidseisen conform
NEN-EN 13043-2003.
Indien men een geluidreducerende asfaltconstructie
toepast geeft men de voorkeur aan dunne deklaag B conform CROW
infoblad Milieu 966.
Geluidsreducerend
asfalt:
Voor
lichte motorvoertuigen moet de geluidsreductie ten opzichte van
nieuw aangelegd dichtasfaltbeton (DAB) 0/16 ten minste 4,3 dB(A)
bedragen, bij een gemiddelde verkeerssnelheid van 50
km/uur.
De
laagdikte van het geluidsreducerende asfalt moet nominaal 25 mm, en
mag minimaal 20 mm en maximaal 30 mm bedragen. De laagdiktes van de
onder- en tussenlagen dienen hierop te worden aangepast,
teneinde
voldoende sterkte te
genereren.
Naast
de voorgaande eisen dient het geluidsreducerende asfalt te voldoen
aan artikel 15.13 eerste tot en met derde lid van de wet
Milieubeheer van het ministerie van VROM.
Spoorwegovergangen:
Ter
plaatse van spoorwegovergangen moet tot 100 m voor de overgang en
tot 5 m na de overgang in de deklaag en tussenlaag een hoogstabiel
asfaltmengsel worden toegepast om spoorvorming te voorkomen. In de
deklaag dienen polymeer gemodificeerde bitumen te worden toegepast.
In de tussenlaag kan Scorepave of een vergelijkbaar mengsel worden
toegepast.