De documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend. Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen aangegeven.
 Referentiekader
 
  • CROW publicatie 164c Handboek wegontwerp – Gebiedsontsluitingswegen; 
  • CROW publicatie 203 Richtlijn Essentiële Herkenbaarhei dkenmerken;
  • Verkeersveiligheidsanalyse van het concept - NVVP. Deel 1: Effectiviteit van maatregelen, SWOV.
 Aandachtspunten
Bereikbaarheid hulpdiensten bij calamiteiten; Veiligheid motorrijders.
Figuur 2.12             Voorkeursoplossing rijrichtingscheiding GOW II (bron website CROW)
Figuur 2.13    Rijrichtingscheiding op de N206 uitgevoerd in schuin geplaatste broodjes
Programma van eisen
De rijrichtingscheiding wordt niet standaard toegepast. Toepassing van rijrichtingscheiding is aan te bevelen bij een verhoogd risico op ongevallen als gevolg van inhaalmanoeuvres (bij lange, brede wegvakken waar zonder rijrichtingscheiding vaak ingehaald wordt).
Indien rijrichtingscheiding wordt toegepast, dan gelden de volgende eisen:
De rijrichtingscheiding dient duurzaam en onderhoudsarm in losse overrijdbare scheidingselementen uitgevoerd te worden. De voorkeuroplossing bestaat uit “reflecterende schuin geplaatste broodjes” bij de standaardafstand tussen de scheidingsstrepen van 0,80 m. Zie hiervoor figuur 2.12 en 2.13.
De hoogte van de scheidingselementen is maximaal 0,05 m. De lengte van een schuin geplaatste scheidingselement is 0,50 - 0,60 m en de breedte is maximaal 0,15 m.
De toegepaste elementen dienen reflecterende eigenschappen te hebben: bij voorkeur voorzien van een reflecterende bovenlaag, of geïntegreerde reflectoren conform NEN 1483.
Plaatsing van rijrichtingsscheidingselementen bij een totale wegbreedte 7,50 m:
Afstand tussen scheidingsstrepen is 0,80 m.
Scheidingselementen (schuin geplaatste broodjes) tussen twee doorgetrokken scheidingsstrepen. Het plaatsen van scheidingselementen dient te geschieden met een hoek van 45º ten opzichte van de wegas.
De afstand tussen de scheidingselementen moet 20 m zijn, bij discontinuïteiten minimaal 15 m.
Een reconstructie van een bestaande weg met een wegbreedte tussen 7,00 en 7,50 m:
Afstand tussen scheidingsstrepen is minimaal 0,20 m.
Bij afstand tussen scheidingsstrepen smaller dan 0,4 m worden geen schuin maar langs geplaatste broodjes of ronde scheidingselementen (UFO’s) toegepast tussen twee doorgetrokken scheidingsstrepen.
De afstand tussen de scheidingselementen moet 20 m zijn, bij discontinuïteiten 15 m.
Op wegen smaller dan 7,00 m mogen geen rijrichtingsscheidingselementen worden toegepast.