De
documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend.
Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen
aangegeven.
Referentiekader
-
CROW publicatie 164d
Handboek wegontwerp –
Erftoegangswegen;
-
CROW publicatie 203
Richtlijn Essentiële Herkenbaarhei
dkenmerken;
-
CROW publicatie 207
Richtlijnen voor bebakening en markering van
wegen.
Aandachtspunten
Parellelweg zonder aparte fietsvoorziening
kantmarkering 1-1 (suggestiestroken);
Parallelweg met aparte fietsvoorziening:
kantmarkering 1-3 (uitwijkstroken); Breedte suggestiestroken /
uitwijkstroken.
Programma van eisen
In
onderstaande punten is het programma van eisen weergegeven voor de
belijning van parallelwegen.
Materiaal:
Markering/belijning moet worden aangebracht in
thermoplastisch materiaal, met een (KOMO) certificaat. (alleen in
tijdelijke situaties, korter dan 2 jaar, kan reflecterende
wegenverf worden toegepast);
Hoeveelheid te gebruiken thermoplastisch
markeringsmateriaal:
-
-
SMA: 8 kg/m2 (slofapplicatie), laagdikte 3
mm;
-
-
ZOAB:10 kg/m2 (slofapplicatie), laagdikte 3
mm;
-
-
DAB: 7 kg/m2 (slofapplicatie), laagdikte 3 mm. Niet
uitlogen, oplossen, afspoelen;
Niet
schadelijk voor het milieu.
Vormgeving:
De
belijning wordt uitgevoerd conform CROW publicatie
203.
Voor
het dwarsprofiel van een parallelweg type I gelden (deels in
aanvulling op het Handboek Wegontwerp) de volgende
aanbevelingen:
Uitwijkstroken dienen te worden beperkt tot een
breedte van 0,40 m, toe te passen als de fietser een vrijliggend
fietspad heeft of als de fietser op de rijloper rijdt (optie A uit
het afwegingskader).
Fietsstroken hebben een breedte tussen 1,25 m en
1,50 m exclusief kantmarkering (0,10 m) en zijn hiermee minimaal
1,35 m breed (optie B1 uit het afwegingskader).
Suggestiestroken zijn minimaal 1,15 m breed
exclusief kantmarkering (0,10 m) en zijn hiermee minimaal 1,25 m
breed (opties B2 en C3 uit het afwegingskader).
Stroken met een breedte tussen 0,40 m en 1,15 m
worden niet toegepast in verband met het creëren van
schijnveiligheid aan (b rom)fietsers.
Voor
nieuwbouw wordt een verhardingsbreedte aangehouden conform de
figuren 5.1 t/m 5.5. Op bestaande parallelwegen is sprake van
verschillende wegbreedten. Hiervoor gelden verschillende afmetingen
tussen de belijning.
Voor
een parallelweg met vrijliggende fietsvoorzieningen wordt de
belijning toegepast zoals weergegeven in tabel
3.2.
Tabel
3.2
|
Parallelweg met vrijliggende
voorzieningen voor (brom-)fietsers (optie A)
|
|
(zie figuur
3.5)
|
|
|
|
|
Totale wegbreedte
|
Uitwijkstrook
|
Kantstreep
|
Rijloper
|
Kantstreep
|
Uitwijkstrook
|
|
|
(1-3)
|
|
(1-3)
|
|
Maximaal
|
0,40 m
|
0,10 m
|
5,20 m
|
0,10 m
|
0,40 m
|
6,20 m
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Wensbeeld
|
0,40 m
|
0,10 m
|
4,50 m
|
0,10 m
|
0,40 m
|
5,50 m
|
|
|
|
|
|
Minimaal
|
0,40 m
|
0,10 m
|
3,50 m
|
0,10 m
|
0,40 m
|
4,50 m
|
|
|
|
|
|
Voor
een parallelweg zonder vrijliggende fietsvoorzieningen (en dus met
fietsers op de rijbaan) wordt de belijning toegepast zoals
weergegeven in tabel 3.3.
Indien bij reconstructie van een parallelweg
zonder vrijliggende fietsvoorziening de verhardingsbreedte kleiner
is dan 5,00 m, dan moet deze verbreed worden. Indien dit fysiek
niet mogelijk is, dan worden uitwijkstroken (0,40 m) toegepast,
conform parallelweg met vrijliggende voorzieningen voor
fietsers.
Tabel
3.3
|
Parallelweg zonder vrijliggende
voorzieningen voor (brom-)fietsers (optie B1)
|
|
(zie figuur
3.6)
|
|
|
|
|
Totale
|
Fietsstrook
|
Kantstreep
|
Rijloper
|
Kantstreep
|
Fietsstrook
|
wegbreedte
|
|
(1-1)
|
|
(1-1)
|
|
Maximaal
|
1,25 m
|
0,10 m
|
3,50 m
|
0,10 m
|
1,25 m
|
6,20 m
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6,00 m
|
1,25 m
|
0,10 m
|
3,30 m
|
0,10 m
|
1,25 m
|
5,80 m
|
1,25 m
|
0,10 m
|
3,10 m
|
0,10 m
|
1,25 m
|
Minimaal
|
1,25 m
|
0,10 m
|
3,00 m
|
0,10 m
|
1,25 m
|
5,70 m
|
|
|
|
|
|
Parallelweg
Tabel
3.4
|
Parallelweg zonder vrijliggende voorzieningen voor
(brom-)fietsers (optie B2 of C3)
|
|
|
(zie figuur
3.6)
|
|
|
|
|
|
Totale
|
Suggestiestrook
|
Kantstreep
|
Rijloper
|
Kantstreep
|
Suggestiestrook
|
wegbreedte
|
|
|
(1-1)
|
|
(1-1)
|
|
Maximaal
|
|
1,25 m
|
0,10 m
|
3,50 m
|
0,10 m
|
1,25 m
|
6,20 m
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6,00 m
|
|
1,25 m
|
0,10 m
|
3,30 m
|
0,10 m
|
1,25 m
|
5,80 m
|
|
1,25 m
|
0,10 m
|
3,10 m
|
0,10 m
|
1,25 m
|
5,60 m
|
|
1,20 m
|
0,10 m
|
3,00 m
|
0,10 m
|
1,20 m
|
Wensbeeld
|
|
1,15 m
|
0,10 m
|
3,00 m
|
0,10 m
|
1,15 m
|
5,50 m
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5,40 m
|
|
1,15 m
|
0,10 m
|
2,90 m
|
0,10 m
|
1,15 m
|
5,20 m
|
|
1,15 m
|
0,10 m
|
2,70 m
|
0,10 m
|
1,15 m
|
Minimaal
|
|
1,15 m
|
0,10 m
|
2,50 m
|
0,10 m
|
1,15 m
|
5,00 m
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Figuur 3.6
Figuur 3.7
Belijning parallelweg met
vrijliggende
Belijning parallelweg zonder
vrijliggende
fietspaden (asfaltbreedte minimaal 4,50
m)
fietspaden (asfaltbreedte minimaal
5,00 m)
Kantmarkering bij
uitritten:
De
kantstreep is afhankelijk van de verharding van de
uitrit.
Uitrit bestaat uit elementenverharding: de
kantstreep wijzigt niet ter plaatse van uitritten. De 1-3
kantmarkering of 1-1 kantmarkering wordt langs de uitrit doorgezet
(figuur 3.8 en 3.9).
Uitrit bestaat uit asfaltverharding: de kantstreep
wijzigt eveneens niet ter plaatse van uitritten. Wel wordt een 0,10
m doorgetrokken belijning aangebracht (figuur 3.10 en 3.11).
Hiermee wordt voorkomen dat de bestuurder vanuit de uitrit zijn
voertuig tot op hoofdrijbaan opstelt. Daarnaast moet de
doorgetrokken lijn aan de bestuurder op hoofdrijbaan duidelijk
maken dat het een uitrit betreft en niet een
zijweg.
43
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Parallelweg
|
|
|
|
uitrit
|
|
|
uitrit
|
|
|
|
|
(elementen)
|
|
|
(elementen)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Figuur 3.8
Figuur 3.9
Belijning parallelweg met
vrijliggende
Belijning parallelweg zonder
vrijliggende
fietspaden t.h.v. uitrit
(elementenverharding)
fietspaden t.h.v. uitrit
(elementenverharding)
uitrit
|
|
uitrit
|
|
(asfalt)
|
|
(asfalt)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Figuur 3.10
Figuur 3.11
Belijning parallelweg met 0,40 m
uitwijkstroken
Belijning parallelweg met 1,15 m
fietsstroken
t.h.v. uitrit (asfalt) t.h.v. uitrit
(asfalt)
|
|