De documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend. Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen aangegeven.
Referentiekader
 
  • CROW publicatie 164d Handboek wegontwerp – Erftoegangswegen.
Algemeen
Op parallelwegen dient rekening te worden gehouden met het passeren van tegemoetkomend verkeer in verband met de beperkte breedte van de rijbaan. Bij toenemende intensiteiten van vrachtverkeer en het landbouwverkeer kunnen maatregelen worden getroffen om verkeersonveilige situaties en (ernstige) bermschade te voorkomen. De oplossing hiervoor kan bestaan uit het toepassen van een passeerplaats langs de parallelweg. Toepassing van passeerhavens is afhankelijk van een hoog percentage landbouw-, vrachtverkeer en geconstateerde bermschade en subjectieve verkeersonveiligheid.
Programma van eisen
Op parallelwegen wordt het landbouwverkeer als maatgevend beschouwd. De breedte van het standaard ontwerpvoertuig is 3,00 m, wat resulteert in een breedte van 6,20 m ter plaatse van de passeermogelijkheid.
Onderlinge afstand tussen passeerplaatsen is minimaal 150 m en maximaal 300 m. Keuze moet worden gemaakt op basis van de overzichtelijkheid van het tracé, de inpasbaarheid in het ontwerp en in overleg met de omgeving plaatsvinden.
De lengte van de passeerplaats is 20 m met in- en uitrijhoeken van 1:3.
In onderstaande tabel wordt de relatie weergegeven tussen de breedte van de parallelweg en de breedte van de passeerplaats (zie ook figuur 3.11).

 
Breedte parallelweg
Breedte
Breedte
Totale
 
 
passeerplaats
passerplaats
breedte
 
 
éénzijdig
tweezijdig
 
 
3,50 m
2,70 m
2x 1,35 m
6,20 m
4,00 m
2,20 m
2x 1,10 m
6,20 m
4,50 m
1,70 m
2x 0,85 m
6,20 m
5,00 m
1,20 m
2x 0,60 m
6,20 m
5,50 m
0,70 m
*
6,20 m
 
    1. Tweezijdige passeerplaats niet wenselijk aangezien weggebruiker de rijbaanbreedte zo inschat dat hij geen gebruik maakt van passeerplaats
      De verhardingsopbouw van de passeerplaats is conform de doorgaande parallelweg.
      Indien er sprake is van markeringen op de parallelweg dient deze ter plaatse van de passeerplaats ongewijzigd te blijven.
      De bermbreedte ter plaatse van een passeerplaats mag in de buitenberm worden versmald in geval het een buitenberm betreft. De minimale breedte van de berm is 1,00 m. In een tussenberm is de breedte van de berm langs de passeerplaats afhankelijk van de obstakelvrije zone van de langsliggende rijbaan, de passeerplaats mag niet zonder bermbeveiligingsvoorzieningen in de obstakel vrije zone liggen.
      Figuur 3.14             Standaard passeerplaats
       
      1. Aandachtspunten
      Ter plaatse van kunstwerken dient de beschikbare verhardingsbreedte minimaal 6,20 m te zijn.
      Ter plaatse van kruisingsvlakken dient de verhardingsbreedte van de parallelweg minimaal 6,20 m te zijn op 10 m voor en na het kruisingsvlak, en indien van toepassing, ook ter plaatse van de middenbermdoorsteek.