-
Algemene producteisen
DRIPs
dienen aan alle eisen uit NEN-EN 12966-1 + A1:2009 (Variabele
verkeersborden – Deel 1: Productnorm), NEN-EN 12966-2 (Deel
2: Typekeuring) en NEN-EN 12966-3 (Deel 3: Fabrieksproductie
controle), van de Europese norm voor Variable Message Signs, te
voldoen met gebruik van de in die norm vermelde
prestatieklassen;
Elke
DRIP dient te worden voorzien van een CE-markering op het product
conform NEN-EN 12966. Tevens dient de CE certificering te worden
aangetoond met een CE certificaat. Eventueel mag dat na gunning
maar in ieder geval voorafgaand aan plaatsing aan deze eis worden
voldaan;
De
leverancier moet middels een kwaliteitssysteem aantoonbaar maken
dat aan de norm wordt voldaan;
BermDRIPs bestaan uit de volgende
componenten:
-
Informatiepaneel: dit is een paneel voorzien van een beeldvlak ten
behoeve van het tonen van zowel tekst als grafische
symbolen;
-
Overige componenten, bestaande uit:
Apparatuurkast voor de bemeterde
energieaansluiting en eventueel elektronica voor communicatie en
aansturing;
Ondersteuningsconstructie voor het dragen en
bevestigen van het informatiepaneel, dat is voorzien van
instelmogelijkheden van de zichthoeken van het informatiepaneel (om
de horizontale en om de verticale as);
Mast;
Fundatie.
-
Teksten en afbeeldingen
De
tekststrategie op zowel de permanent opgestelde als op de tijdelijk
opgestelde DRIPs dient uniform te zijn en te voldoen aan landelijke
afspraken. De provincie hanteert de ‘Richtlijn
Informatievoorziening op (berm)DRIPs’ waarin een groot aantal
afspraken is vastgelegd (zie referentiekader). Deze (landelijke)
Richtlijn wordt met enige regelmaat aangevuld met actuele
toepassingen;
De
hoeveelheid te tonen informatie naar de weggebruiker dient beperkt
te zijn tot 4-5 informatie-elementen in verband met de beperkt
beschikbare leestijd;
Als
lettertype dient in ieder geval te worden gebruikt: Arial
proportioneel; Het toegepaste lettertype dient op de verschillende
typen DRIPs visueel
hetzelfde te zijn;
De
verschillende typen DRIPs dienen onderstaande letterhoogtes te
kunnen tonen, die de provincie toepast:
o 180/130/Ee bij 50 en 60 km/u
wegen; o 220/160/Ee bij 80 km/u wegen.
133
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
Als
een DRIP tijdelijk geen functie heeft staat deze op
‘zwart’ met linksonder een witte punt zodat de
weggebruiker ziet dat de DRIP uitstaat. De provincie hanteert geen
mottoteksten.
-
Locatie en zichtbaarheid
Voor
onderstaande eisen die aanvullend zijn op [NEN-EN 12966] geldt dat
schriftelijk het voldoen aan deze eisen moet worden aangetoond,
indien mogelijk aan de hand van verklaringen van door de Europese
overheid geaccrediteerde instanties. Eventueel mag pas ná
gunning, maar in ieder geval voorafgaand aan plaatsing, aan deze
eis worden voldaan:
DRIPs
dienen geplaatst te worden vóór een keuzepuntin het
verkeersnetwerk, op zodanige wijze dat de weggebruiker voldoende
tijd heeft om van zijn/haar voorgenomen route af te
wijken;
Het
aantal en de exacte locatie voor elke DRIP dienen bepaald te worden
in een locatiestudie. Plaatsing van de DRIPs geschiedt conform dit
document. Alleen met schriftelijke toestemming van de provincie kan
hiervan worden afgeweken;
DRIPs
dienen in de berm te worden geplaatst conform het bestek en de
Richtlijn veilige inrichting van bermen Niet Autosnelwegen (CROW).
Hierbij wordt uitgegaan van de meest recente en geldende richtlijn
of publicatie;
Op
wegen binnen de bebouwde kom en op erftoegngswegen dienen DRIPs in
beginsel buiten de obstakelvrije zone te worden
geplaatst;
Op
wegen buiten de bebouwde kom, met uitzondering van
erftoegangswegen, mogen de DRIPs binnen de obstakelvrije zone
geplaatst mits ze worden afgeschermd door middel van een
afschermvoorziening. Voor de minimale afstanden wordt hierbij naar
hoofdstuk 6 verwezen;
Elke
DRIP dient zodanig te worden geplaatst dat de optische nul-as van
de voorzijde van het beeldvlak kan worden gericht op een punt 100 m
voor het paneel, op 1,50 m hoogte boven het wegdek voor het
tegemoetkomende verkeer (zie figuur 12.3);
De
hoogte van de onderkant van het beeldvlak ten opzichte van het
niveau van de rijbaan bedraagt minimaal 3,50 m, zowel binnen als
buiten de bebouwde kom. Indien een gedeelte van de het paneel boven
een rijstrook wordt geplaatst, dient deze hoogte minimaal 4,60 m te
bedragen (zie figuur 12.3).
134
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
Figuur 12.3
Plaatsing DRIP
De
eisen aan afschermvoorzieningen zijn van toepassing, zoals
omschreven in hoofdstuk 6 en bijlage B.
-
Beheer en onderhoud
De
mate van het benodigde regulier onderhoud voor ieder onderdeel van
de DRIP dient, wat betreft handelingen en kosten en tijdschema,
inzichtelijk te worden gemaakt in een
overzicht.
Indien er onderhoudsmiddelen nodig zijn moeten
deze in een bijgeleverde lijst zijn vastgelegd met
bestelnummers.
De
naleverbaarheid van gebruikte materialen of gelijkwaardige
materialen dient minimaal 10 jaar te zijn.
-
Optische eisen
Het
beeldvlak van het informatiepaneel dient beelden (bitmaps) met
zowel teksten als grafische symbolen en verkeerstekens te kunnen
weergeven. Opdat de beelden voor de weggebruikers voldoende
duidelijk zichtbaar en begrijpelijk kunnen worden weergeven, dient
het beeldvlak aan de volgende eisen te voldoen:
o Het beeldvlak dient geheel voorzien te zijn van
beeldpunten (‘full-matrix’);
o Het beeldvlak dient vrij programmeerbaar te zijn
(elk beeldpunt kan afzonderlijk worden
aangestuurd);
o De beeldpuntafstand (de hart-op-hart afstand
tussen twee naast elkaar gelegen beeldpunten) is in
horizontale en verticale richting gelijk.
Bij
een beeldpunt in de kleur geel is het beeldpunt voorzien van een
gele LED. Bij een beeldpunt in de kleur wit/rood is het beeldpunt
voorzien van witte en rode LEDs. Bij full-colour bestaat het
beeldpunt uit meerdere LEDS waarmee de benodigde kleuren volgend de
in de norm vastgestelde coördinaten worden
weergegeven;
135
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
Per
variant wordt een maximum afmeting van het beeldvlak
voorgeschreven: o type A: maximaal 2000 mm breed en
1350 mm hoog;
o type B: maximaal 2400 mm breed en 1600 mm
hoog;
o type C: maximaal 1300 mm breed en 920 mm hoog voor
de brede variant en maximaal 920 mm breed
en 920 mm hoog voor de smalle variant;
o type D: maximaal 1650 mm breed en 1100 mm
hoog.
Het
informatiepaneel van elke DRIP moet aan alle eisen van [NEN-EN
12966] voldoen met inachtneming van de prestatie-classificaties
zoals opgenomen in de volgende tabellen.
Tabel
12.1
|
Prestatie-classificaties bermDRIPs
typen A, B en C
|
Nr.
|
Onderwerp
|
Klasse
|
Toelichting
|
A
|
Temperatuur
|
T2
|
Bereik in de klimaatzone
(buiten):
|
|
|
|
-25°C tot
+55°C
|
|
|
|
|
B
|
Bescherming
|
P2
|
Gelijk aan IP55 (spuitwaterdicht
conform
|
|
|
|
IEC 60529:1989+A1: 1999/C1:
2003)
|
|
|
|
|
C
|
Kleur voor tekst
en
|
C2
|
Wit
|
|
pictogram
|
C1
|
Geel
|
|
|
C2
|
Rood
|
|
|
C2
|
Blauw
|
|
|
C2
|
Groen
|
D
|
Luminantie
(La)
|
L2
|
|
|
|
|
|
E
|
Luminantie
verhoudingen
|
R2
|
|
|
|
|
|
F
|
Bundelbreedte
|
B5
|
Horizontaal
+15/-15
|
|
|
|
Verticaal
+0/-5
|
|
|
|
Tabel
12.2
|
Prestatie-classificaties bermDRIPs
type D
|
|
|
|
|
|
Nr.
|
Onderwerp
|
Klasse
|
Toelichting
|
A
|
Temperatuur
|
T2
|
Bereik in de klimaatzone
(buiten):
|
|
|
|
-25°C tot
+55°C
|
B
|
Bescherming
|
P2
|
Gelijk aan IP55 (spuitwaterdicht
conform
|
|
|
|
IEC 60529:1989+A1: 1999/C1:
2003)
|
|
|
|
|
C
|
Kleur voor tekst
en
|
C1
|
Wit
|
|
pictogram
|
C2
|
Rood
|
|
|
|
|
D
|
Luminantie
(La)
|
L3
|
|
E
|
Luminantie
verhoudingen
|
R2
|
|
|
|
|
|
F
|
Bundelbreedte
|
B3
|
Horizontaal
+10/-10
|
|
|
|
Verticaal
+0/-5
|
|
|
|
|
136
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
Gelijkmatigheid lichtkleur en intensiteit
lichtsterkte: aangetoond moet kunnen worden, dat de kwaliteit van
de bermDRIP voldoet en gedurende de gebruiksperiode van minimaal 10
jaar blijft voldoen aan de kwaliteit en prestatie van het ITT model
en de NEN-EN 12966-1;
Beeldflikkering: indien bij het visueel opbouwen
van een beeld een scan methode wordt gebruikt, mag geen beeldopbouw
of beeldflikkering zichtbaar zijn. Ook in gedimde toestand moet het
informatiepaneel voldoen aan de vermelde eisen m.b.t.
beeldflikkering in de NEN-EN 12966;
Aanpassing aan de
omgevingsverlichting:
-
Ter voorkoming van overstraling dient een dimmechanisme toegepast
te worden dat, aan de hand van de gemeten gemiddelde waarde van het
omgevingslicht gedurende elke 30-60 sec, de luminantie van het
beeldvlak automatisch traploos binnen maximaal 10 sec aanpast
conform de tabellen 4a-4f van NEN-EN 12966;
-
Lichtmeting dient plaats te vinden aan de voorzijde en achterzijde
van het informatiepaneel;
o
Per kleur dient bij dimming een
luminantieverhouding gerealiseerd te worden waarbij voldaan wordt
aan de geëiste klasse in de NEN-EN
12966-1;
-
Het relatieve niveau voor de dimming dient (als referentieniveau)
instelbaar te zijn i.v.m. plaatsing van de bermDRIP in de nabijheid
van maskerende objecten (bijvoorbeeld gebouwen of
bomen);
-
-
Onjuiste dimming door invallend licht van nabije openbare of andere
kunstmatige verlichting dient te worden voorkomen of
tegengegaan.
Kleur
beeldvlak: het beeldvlak moet voorzien zijn van een duurzame
oppervlaktebehandeling en RAL 9005 (zwart) zijn en
blijven;
Glans
beeldvlak: De niet uit beeldpunten bestaande delen van het
beeldvlak dienen een maximale glansgraad van 20% te bezitten,
gemeten volgende de 60 / 60 graden geometrie volgens de ISO
2813;
Condensvocht: aan de beeldvlakzijde mag, voor de
weggebruiker, geen zichtbare en verstorende condensvorming of
vuilophoging optreden en mag geen hinderlijke lichtdoorval
plaatsvinden.
-
Mechanische eisen
De
gehele mechanische constructie dient te voldoen aan de geldende
Europese richtlijnen, nationale normen en onderstaande
eisen;
Windbelasting en sneeuwbelasting: voor de DRIPs
gelden de volgende windbelasting en sneeuwbelasting klasse
indelingen uit de NEN-EN 12966:
o Wind load = WL6; o Point load = PL3;
o Dynamic snow load = DSL0; o Temporary deflection = TDB2;
o Temporary deflection torsion =
TDT0.
137
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
Vorm
en afmetingen informatiepaneel:
-
De behuizing van het informatiepaneel moet vanaf de voorzijde
bezien rechthoekig van vorm zijn;
-
De contrastranden (afstand tussen buitenste beeldpunten en
buitenste rand van de totale behuizing) zijn:
voor
variant A: 115 mm +/- 10 mm; voor variant B: 135 mm +/- 10 mm; voor
variant C: 100 mm +/- 10 mm; voor variant D: 100 mm +/- 10
mm.
-
De buitenste hoeken van de contrastrand dienen te zijn afgerond met
een straal van 50 tot 100 mm. Indien de contrastrand een
geheel
vormt
met de constructie van het paneel dan geldt deze eis ook
voor
het
gehele paneel;
-
-
De diepte van het paneel mag maximaal 400 mm
bedragen.
Kleur
behuizing informatiepaneel: de behuizing van het informatiepaneel
moet, met uitzondering van de beeldvlakzijde, voorzien zijn van een
duurzame oppervlaktebehandeling, kleur RAL 7035 (lichtgrijs).
Tijdens de gebruiksperiode is een maximale verkleuring toegestaan
van E*ab=10 voor de behuizing en bevestigingsmaterialen gemeten
volgens de CIE 1986, bij illuminant D65 in een 0/45
geometrie;
Aan
de beeldvlakzijde mag geen voor de weggebruiker zichtbare firmanaam
of logo geplaatst worden;
Toegankelijkheid: de behuizing van het
informatiepaneel moet zodanig zijn beveiligd dat alleen
geautoriseerde personen de behuizing kunnen openen. Het is niet
toegestaan een bordes toe te passen;
Anti-vandalisme: om vandalisme tegen te gaan dient
op de paal een inklimbeveiliging geplaatst te worden op 3,00 m
hoogte;
Levensduur materialen en componenten: voor de
behuizing van het informatiepaneel moeten materialen en componenten
gebruikt worden waarvan een aantoonbare onderhoudsvrije levensduur
van 10 jaar kan worden verwacht;
Codering: voor bedradings-, assemblage-,
inregelings-, onderhouds- en waarschuwingsopschriften en
aanduidingen dienen internationaal gestandaardiseerde coderingen te
worden toegepast;
Identificatie onderdelen: alle vervangbare
onderdelen dienen te worden voorzien van een blijvend leesbare
identificatie welke in gemonteerde toestand duidelijk zichtbaar
moet zijn. Behuizing of afscherming(en) mogen in spanningsloze
toestand eventueel verwijderd worden;
Naamplaat op mast: op de mast van de DRIP dient
een, in overleg met de opdrachtgever vast te stellen, vanaf de
rijbaan duidelijk zichtbare naamplaat aangebracht te worden. De
volgende syntaxis dient te worden gevolgd:
Syntaxis:
BD [WEGNUMMER]
[HECTOMETER];
Voorbeeld:
BD N123 45,600.
138
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
De
voor de weggebruiker zichtbare onderdelen dienen door
materiaalkeuze en oppervlaktebehandeling weinig spiegelend of
glanzend te zijn, zodat wordt voorkomen dat deze het zonlicht
reflecteren;
Alle
componenten mogen niet blijvend vervormen en moeten blijven
functioneren binnen de vastgestelde eisen en
temperatuurklasse;
Eventueel ingedrongen (condens)vocht dient
eenvoudig en binnen 5 minuten naar buiten te zijn afgevoerd conform
IEC 60529 (‘drainholes’). Iedere opening moet zodanig
worden uitgevoerd dan het binnendringen van kleine insecten wordt
voorkomen.
-
Fysische/chemische eisen
In
verband met corrosievorming moet bij de montage van het
informatiepaneel ervoor gezorgd worden dat de behuizing geen direct
contact kan maken met de draagconstructie;
Gebruikte materialen en bevestigingsmiddelen
moeten, voor zover dit een goede werking niet in de weg staat, zijn
voorzien van een duurzame
oppervlaktebehandeling.
-
Elektrische eisen
Voor
alle elektrische eisen geldt dat dient te worden voldaan aan
Europese richtlijnen, onderstaande eisen en de plaatselijke
richtlijnen van het energiebedrijf;
Voeding: elke DRIP dient geschikt te zijn voor een
230V aansluiting;
Wandcontactdoos: in het informatiepaneel dient
voor servicedoeleinden minimaal 1 geaarde wandcontactdoos aanwezig
te zijn, voorzien van aardlekbeveiliging;
Hoofdschakelaar: binnen de behuizing van het
informatiepaneel dient een hoofdschakelaar aangebracht te worden
waarmee het informatiepaneel geheel spanningsloos kan worden
gemaakt;
Aarding: de gehele installatie dient geaard te
worden conform NEN 1010; Overspanningsbeveiliging: ter bescherming
bij overspanning dienen de
kabels voor voeding en aarding voorzien te zijn
van een overspanningsbeveiliging;
Netgekoppelde stroomvoorziening: de bermDRIP dient
aangesloten te worden op het aansluitpunt van het stroomnet dat het
dichtst ligt bij de uiteindelijke locatie. De door de provincie
gehanteerde werkwijze om energieaansluitingen aan te vragen en van
levering te voorzien, staat beschreven in de Handreiking Energie (aansluiting, levering en
beheer, versie
augustus 2011) en is op te vragen bij de
provincie;
De
bekabeling naar het informatiepaneel dient zoveel mogelijk door de
fundering en draagconstructie te worden geleid;
De
DRIPs dienen per locatie blijvend te voldoen aan de Electro
Magnetische Compatibiliteits (EMC) eisen voor industriële
toepass ingen. Dit geldt ook voor alle kabels, kabellengtes,
toegevoegde of toe te voegen onderdelen;
139
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
De
elektrische aansturing van het paneel moet in een aparte kleine
kast naast de mast te worden ingebouwd. De communicatie en
elektronische aansturing mag in het paneel of deze kast worden
ondergebracht. De kleine kast wordt vanuit de rijrichting bezien
achter de mast geplaatst. Indien elementen aan of op de kast worden
bevestigd, zoals een antenne, dienen deze vandalismebesteding te
zijn. In de kast dient te worden ingebouwd:
o Een elektrameter;
o Een schakelaar waarmee het informatiepaneel
spanningsloos kan worden
gemaakt;
o Een hoofdschakelaar waarmee de gehele locatie
spanningsloos kan worden
gemaakt;
o Een testaansluiting ten behoeve van testdoeleinden
en lokale aansturing;
o Een wandcontactdoos voor
servicedoeleinden.
o Een aardlekschakelaar uitgevoerd volgens NEN
1010;
De
apparatuurkast dient voorzien te zijn van het Anti-Wildplak systeem
met boomschorsstructuur van de firma CAS of
gelijkwaardig.
-
Bediensysteem
DRIPs
moeten via een webapplicatie worden aangestuurd of door RWS vanuit
het CDMS worden aangestuurd. De regiodesk en de VM-desk moeten
DRIP’s kunnen aansturen.
12.2.10.
Communicatie
De
DRIP dient te kunnen communiceren door middel van
UMTS;
Voor
de communicatie tussen bermDRIP en de webapplicatie zijn de
volgende protocoleisen van toepassing:
o RWS BermDRIP-IRS, Interface Requirement
Specification, versie 1.3, 18 maart 2009;
o RWS BermDRIP-IDD, Interface Design Description,
versie 1.3, 18 maart 2009;
o Conform bestek CarDRIP
Westland.
Besturing en bewaking: de tijd tussen het
binnenkomen van een aanstuurcommando in de DRIP en het zichtbaar
komen van het beeld voor de weggebruiker mag ten hoogste 10
seconden zijn;
Beveiliging en integriteit:
-
De geprogrammeerde functies en taken voor het regelen, bewaken en
beveiligen van besturingsprocessen, evenals communicatietaken,
dienen van interne beveiligingsmechanismen te zijn voorzien, die
automatisch in werking treden wanneer tijdens normaal bedrijf
fouten of defecten optreden. De genoemde beveiligings-mechanismen
zorgen ten minste voor:
Een
melding of alarmering naar het bediensysteem;
Een
gedefinieerde, veilige ruststand van het
informatiepaneel.
140
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
-
Indien er een fatale fout optreedt, dient het opstarten van
(onderdelen van) het informatiepaneel te worden voorkomen dan wel
dient het informatiepaneel autonoom te doven. Voorbeelden van
fatale fouten zijn:
Indien meer dan 10% van alle aanwezige beeldpunten
niet of foutief reageert;
Indien de besturing niet goed
functioneert;
-
De DRIP moet ten behoeve van onderhoud voorzien worden van een
storingsgeheugen met een opslagcapaciteit van ten minste 28
dagen;
-
Storingsmeldingen van een kritische status, alsmede fouten van
onderdelen van het informatiepaneel, die het verlies van een
essentiële functie kunnen bewerkstelligen, dienen me t datum
en tijdstip te worden opgeslagen in het storingsgeheugen van de
DRIP en te worden gemeld aan het bediensysteem;
-
Voor het geval de communicatie met het bediensysteem uitvalt en
niet binnen 10 minuten kan worden hersteld, dient het
informatiesysteem autonoom te doven;
-
-
Na het uitvallen van de communicatie dient het modem vanuit het
lokale systeem een harde reset of een juiste initialisatiestring te
krijgen om de netwerkverbinding weer te kunnen opstarten. Dit moet
plaatsvinden zonder het spanningsloos maken van het lokale
systeem.
Communicatieprotocol: de controller in het
informatiepaneel dient met het bediensysteem te communiceren
conform de hierboven genoemde IRS en IDD protocollen, met dien
verstande dat de beeldpunten van de verschillende typen bermDRIPs
op de bijbehorende wijze worden aangestuurd.
12.2.11.
Beschikbaarheid
De
DRIPs dienen minimaal 10 jaar lang 100% van de tijd operationeel in
gebruik te kunnen zijn en doorlopend aan de gespecificeerde eisen
te voldoen;
De
operationele beschikbaarheid van de bermDRIP moet aan de volgende
eisen voldoen:
o Maximaal 6 keer per jaar ‘niet of onjuist
functioneren’;
o Maximaal 1 keer per maand ‘niet of onjuist
functioneren’; o Maximale hersteltijd per keer is
48 uur (2 kalenderdagen).
Onder
‘niet of onjuist functioneren’ wordt
verstaan:
o
het niet op het informatiepaneel
kunnen tonen van de op dat moment gewenste beelden terwijl het
bediensysteem volledig functioneert;
o indien er meer dan 7% van de beeldpunten niet of
foutief reageert; o als niet aangestuurde beeldpunten
oplichten of;
o
bij storingen in de
communicatieverbinding.
De
beschikbaarheidseisen gelden niet voor storingen aan het
energienetwerk. Hersteltijd is de periode tussen het beginmoment
waarop de storing zich voordoet en het weer functioneren van de
DRIP. De tijd die voorbij gaat door
141
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
afhankelijkheid van derden (bijvoorbeeld
vergunningen / werkzaamheden door
derden) telt niet mee bij
hersteltijd;
Het
onderhoud dient door derden uitgevoerd te kunnen
worden;
Voor
het onderhoud dient de volgende documentatie meegeleverd te
worden: o Software
documentatie;
o Elektrische en mechanisch tekeningen met
stuklijsten; o Instel- en afregeltabel en/of
beschrijving;
o Handleiding voor plegen
onderhoud;
o Onderhoudsschema inclusief lijst van
onderhoudsmiddelen.
Het
onderhoud moet op een ARBO technische verantwoorde wijze plaats
kunnen vinden;
Indien er speciale of aanvullende specificaties,
werkinstructies voor onderhoud en service in het kader van de
geldende EMC richtlijn en normen zijn, dienen deze aanvullende
specificaties, werkinstructies voor onderhoud en service bij
oplevering ter beschikking gesteld te worden.
12.2.12.
Draagconstructie
De
draagconstructie dient ervoor om de bermDRIP in de rechter berm of
in de middenberm van de weg op te stellen en het informatiepaneel
in verticale en horizontale positie te richten en te houden.
Afhankelijk van de locatie worden de panelen bevestigd aan de
draagconstructie:
o Gecentreerd op een paal (zie figuur
12.4); o Excentrisch op een paal;
o Door middel van een uithouder (naast een paal, zie
figuur 12.5).
Figuur 12.4
Gecentreerde bevestiging van paneel op
draagconstructie
142
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
Figuur 12.5
Bevestiging van paneel op
draagconstructie d.m.v. uithouder
De
gehele draagconstructie voldoet aan alle vigerende normen zoals van
toepassing in onder andere NEN-6700 en
NEN-6702;
De
draagconstructie moet zo geconstrueerd zijn, dat er maximaal
één keer per jaar preventief onderhoud aan verricht kan
worden;
De
constructie voor het monteren en dragen van het informatiepaneel
dient zodanig te zijn, dat het mogelijk is om het midden van het
informatiepaneel handmatig exact te richten op het tegemoetkomende
verkeer. Het instelbereik dient als volgt te
zijn:
o Om de verticale as minimaal –2°
(richting rechter berm) en minimaal +6° (richting middenberm c.q. as van de
weg);
o Om de horizontale as minimaal –4°
(kanteling).
Eenmaal gericht en afgesteld, blijft de
draagconstructie stabiel staan.
12.2.13.
Fundering
De
fundering van elke bermDRIP dient voldoende sterk en stabiel te
zijn en de totale belasting zodanig af te dragen aan de bodem dat
(rest)zettingen geen belemmering vormen voor de veiligheid van de
weggebruikers en/of beschikbaarheid van de wegen ter plaatse van de
bermDRIP gedurende de gebruiksperiode;
Bij
gebruik van een stalen grondstuk voor de mast als fundering moet
deze voldoende diep in de grond worden geplaatst om aan de eisen
van stabiliteit te voldoen. Voor optimalisering van de stabiliteit
moeten stabiliteitsvinnen toegepast worden;
Kabels die door de mast worden gevoerd dienen door
middel van een ondergrondse kabelinvoer door de fundering te worden
gevoerd. Daarbij dient de kabelinvoer zich minimaal 0,5 m onder het
maaiveld te bevinden. De randen van de kabelinvoer dienen glad en
rond te zijn afgewerkt;
Door
middel van berekeningen en zo nodig (grond)onderzoek (zoals
sonderingen en boringen) dient aangetoond te worden dat aan de
eisen wordt voldaan.
143
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Dynamisch Route Informatie Paneel
(DRIP)
144
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Openbaar vervoer
voorzieningen