Prestatieklasse
Onder prestatieklasse wordt verstaan het kerend vermogen bij aanrijding door bepaalde ontwerpvoertuigen onder bepaalde omstandigheden. Een afschermvoorziening in aardebaan op een gebiedsontsluitingsweg (80 km/h) dient ten minste te voldoen aan prestatieklasse N1. Bij ruimtegebrek is het toepassen van prestatieklassen N2 toegestaan. Dit houdt in een normaal kerend vermogen met ontwerpvoertuig personenauto (massa 1500 kg). Op kunstwerken in de aardebaan bij het risico voor derden dienen afschermvoorzieningen met hoog kerend vermogen (prestatieklasse H2) toegepast te worden.
In de tabel hieronder zijn de prestatieklassen weergegeven naar kerend vermogen uitgedrukt in prestatie-index. De prestatie-index (zie tabel 6.1) geeft het percentage aan van het kerend vermogen per prestatieklasse ten opzichte van de zwaarste prestatieklasse (H4B).

 
Tabel 6.1
Kerend vermogen en prestatieklasse
Kerend vermogen
 
 
 
 
Prestatieklasse
 
 
Prestatie-index
 
 
Laag
 
 
 
 
T1
0,90 %
 
 
 
 
 
 
 
 
T2
3,0 %
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
T3
5,1 %
 
 
Normaal
 
 
 
 
N1
6,0 %
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
N2
11,3 %
 
 
Hoog
 
 
 
 
H1
17,5 %
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
H2
39,7 %
 
 
 
 
 
 
 
 
H3
63,8 %
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Zeer hoog
 
 
 
 
H4a
78,9 %
 
 
 
 
 
 
 
 
H4b
100 %
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Letselindex
De letselindex is de kans op letsel aan inzittenden van personenauto’s (afhankelijk van de massa van het voertuig, de botssnelheid en de inrijhoek). In de NEN-EN 1317 worden twee klassen A (ASI5 < 1) of B (ASI > 1) van de letselernst onderscheiden, afhankelijk van de vertraging bij de botsing met de afschermvoorziening. In beginsel dient voor de constructies in klasse A te worden gekozen. In bijzondere situaties, waarbij hoge eisen aan het kerend vermogen van de constructie wordt gesteld (bijvoorbeeld op kunstwerken boven de spoorlijn), kunnen de eisen voor de letselkans eventueel buiten beschouwing worden gelaten.
Werkende breedte
Aan de afschermvoorzieningen worden eisen gesteld qua werkende breedte (de som van de constructiebreedte en de uitbuiging). Deze eisen zijn weergegeven in tabel 6.2.

 
Tabel 6.2
Werkende breedte afschermvoorzieningen
 
 
 
 
 
 
 
 
Klasse
W1
W2
W3
W4
W5
W6
W7
W8
Werkende
0,6
0,8
1
1,3
1,7
2,1
2,5
3,5
breedte (m)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
5 ASI – (acceleration severity index) is een maat van gevolgen voor inzittenden van de betreffende vertragingen/krachten. Bij ASI>1 en respectievelijk letselernst B ontstaan enstige of levensbedreigende letsels.
Een flexibele geleiderail absorbeert kinetische energie en beperkt de letselschade aan de inzittenden. In die zin zijn de constructies met grotere werkende breedte beter. De werkende breedte kan echter beperkt zijn door de beschikbare ruimte.
Afhankelijk van de uitbuiging onderscheidt men de flexibiliteit van de voorzieningen bij een bepaalde prestatieklasse:
flexibel (0,30 m of meer);
middelstijf (0,10 t/m 0,30 m); stijf (minder dan 0,10 m).
Bij middelstijve en stijve voorzieningen is er een grotere kans terugkaatsen richting de rijbaan dan bij een flexibele constructie. Een en ander is verder afhankelijk van de hoek van inrijden.
Over het algemeen hebben flexibele geleiderails vanwege een lage ASI-waarde en grote uitbuigingruimte de voorkeur boven starre constructies. Het is wel zaak de constructie zo ver mogelijk uit de kantstreep te plaatsen om de kans op een aanrijding te verkleinen. Over het algemeen wordt een maat van circa 1,0 m vanaf binnenkant kantstreep aangehouden.