De documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend. Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen aangegeven.
Referentiekader
CROW publicatie 257 Turborotondes;
CROW publicatie 164c Handboek wegontwerp – Gebiedsontsluitingswegen; CROW publicatie 207 Richtlijnen voor bebakening en markering van wegen; Nationaal pakket Duurzaam Bouwen GWW.
Programma van eisen
In onderstaande punten is het programma van eisen weergegeven voor het materiaalgebruik bij turborotondes.
Banden:
Tussen de rijbaan en berm, de rijbaan en middengeleider en tussen de rammelstrook en berm worden alleen rws-banden toegepast. Afmeting 110/220 x 250 mm.
Bij rotondes in de middencirkel reflectorbanden toepassen.
Alle banden aanbrengen in cementspecie op fundering en voorzien van een steunrug.
Middengeleiders:
Middengeleiders worden volledig dichtgestraat indien wordt voldaan aan één van onderstaande voorwaarden:
de middengeleider smaller is dan 1,50 m; o de middengeleider korter is dan 30 m.
Op middengeleiders langer dan 30 m of breder dan 1,50 m worden de volgende punten dichtgestraat:
de eerste 10 m. vanaf de kop van de middengeleider; o 10 m vanaf een fiets-/voetgangersoversteek.
Bij het dichtstraten gelden de volgende eisen:
Toepassen van BSS, afmeting keiformaat, dikte 80, halfsteensverband, kleur heidepaars;
o  Aanbrengen op een bed van zandcement;
Invegen met zandcement. Dit wordt toegepast om doorgroei van onkruid te voorkomen/ bemoeilijken.
Delen van de middengeleider die niet worden dichtgestraat worden ingezaaid met gras.
Tussen de middengeleider en de asfaltverharding wordt een strekse laag toegepast (BSS grijs).
Basaltonblokken:
Basaltonblokken toepassen bij overrijdbaar gedeelte (binnenring) van een rotonde en in de oksels van bochten.
Basaltonblokken tegen rammelstrookbanden stellen en aanbrengen op laag zandcement van minimaal 100 mm op de funderingslaag. Afstrooien en inwassen met zandcement.
Als basaltonblokken worden toegepast in of bij een bebouwde omgeving dienen de basaltonblokken (Basalton betonzuilen, hoogte 150 mm) zoveel mogelijk op gelijke hoogte gesteld te worden in verband met geluidsoverlast. In andere gevallen is een ongelijk oppervlak gewenst.
De funderingslaag van zandcement - waarop de basaltonblokken aangebracht worden - dient al voorzien te zijn van een afschot voor afwatering.
Rammelstrookbanden:
De banden dienen te worden aangebracht en gesteld op een cementlaag en te worden voorzien van een steunrug van schraalbeton. De cementlaag wordt aangebracht op een funderingslaag van minimaal 300 mm dik.
Rotondebanden:
In plaats van rotondeblokken worden rotondebanden aangebracht. Deze banden hebben een lengte van minimaal 2,00 m en een breedte van circa 0,40 m.
Scheidingsbanden (Tekening H008-1 in Bijlage A):
De betonelementen van de overrijdbaar verhoogde rijstrookscheiding (scheidingsbanden) moeten bestand zijn tegen belastingen van zwaar vrachtverkeer en niet losraken of afbrokkelen door sneeuwschuivers. Daarom moeten ze op 0,08 m diepte t.o.v. de bovenkant deklaag (vlak gefreesd in een asfalt-tussenlaag) worden aangebracht met kit dat grote trekspanningen kan opnemen. Bij het verlijmen van de elementen moeten de sleuven geheel droog zijn.
Op de overrijdbare scheidingen worden geen obstakels geplaatst. Voor een goede zichtbaarheid moeten glasreflectoren zowel op de geleideband als in het wegdek met een onderlinge afstand van 1 m worden aangebracht.
Overrijdbaar verhoogde strook rond middeneiland:
De overrijdbaar verhoogde strook rond het middeneiland wordt uitgevoerd in basaltonblokken, conform figuur 34 van de CROW publicatie 257;
De begrenzing tussen de basalton en de berm wordt uitgevoerd in rws-band die 0,12 m boven de basalton uitsteekt en voorzien is van reflectoren.
Overrijdbaar verhoogde stroken in de aansluitoksels:
De rammelstroken moeten zo worden uitgevoerd dat personenauto´s ze mijden en vrachtverkeer er gebruik van kan maken. De strook wordt uitgevoerd in basaltonblokken.
De buitenkant dient met een straal van ca. 30 m op de aanvoer- en afvoertak aan te sluiten. Het is mogelijk een kleinere straal toe te passen mits dit wordt aangetoond door een rijcurvesimulatie.
In het standaardprofiel bestaat de begrenzing tussen het asfalt en de verhoogde overrijdbare stroken in de aansluitoksel uit een RWS-band die 0,08 m boven het asfalt uitsteekt. In geval van risico op geluids- en/of trillingsoverlast worden geen verhoogde overrijdbare stroken in de aansluitoksels toegepast en wordt de begrenzing tussen het asfalt en het basalton in de aansluitoksels uitgevoerd met een opsluitband.
In het standaardprofiel bestaat de begrenzing tussen de basalton en de berm uit een opsluitband. Bij niet verhoogde overrijdbare stroken wordt de begrenzing uitgevoerd in een RWS-band die 0,12 m boven de basalton uitsteekt.