De
documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend.
Afwijkingen hierop
worden in de volgende paragrafen
aangegeven.
13.1.1.
|
Referentiekader
|
|
CROW publicatie 224 Richtlijn voor
het inrichten van busbanen en
|
Vormgeving begin/einde van een busbaan /
busstrook, oftewel de overgang naar een
rijstrook;
Rijcurve bus vereist bochtverbreding. Vuistregel:
zorg voor 4,50 m op het tangentpunt (het einde van de
bochtstraal).
Definities
Busbaan: Rijbaan waarop het woord BUS of LIJNBUS
is aangebracht; Busstrook: Door doorgetrokken lijn gemarkeerd
gedeelte van de rijbaan
waarop het woord BUS of LIJNBUS is
aangebracht.
Programma van eisen
Busstroken en -banen zijn alleen beschikbaar voor
lijnbussen (LIJNBUS) en niet voor touringcars, bussen voor
bedrijfsvervoer, leervervoer, taxi's (BUS);
Breedte rijloper busstrook: 3,10 m, de rijloper
van de direct naastliggende rijstrook van de GOW heeft eveneens een
breedte van 3,10 m, zie figuur 13.1;
Breedte rijloper busbaan, in één
richting bereden: 2,75 m, totale rijbaanbreedte: 3,65 m (als
één rijbaan GOW 2x1);
Breedte busbaan, in twee richtingen bereden: 7,50
m, breedte rijloper: 2,75 m (als GOW 1x2);
Een
busbaan dient gescheiden te worden van de naastliggende rijbaan
door middel van een verhoogde scheidingsstrook met een breedte van
1,20 m;
Breedte opstelstrook voor busverkeer bij
verkeerslicht minimaal 3,10 m; Busstrook aan de rechterzijde van de
rijbaan;
Tidal
flow is alleen toegestaan op een busbaan (dus met fysieke
scheiding), deze mag in het midden tussen de rijbanen voor het
normale verkeer liggen;
Bij
grote, structurele snelheidsverschillen tussen bussen en het overig
verkeer gaat de voorkeur uit naar een botsveilige, fysieke
scheiding waarmee feitelijk een busbaan
ontstaat.
Zie
voor het standaarddwarsprofiel van een busstrook langs een GOW
figuur 13.1
en
tekening H013-1 in bijlage A.
Figuur 13.1
Dwarsprofiel Busstrook langs
GOW