De
documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend.
Afwijkingen hierop worden in de volgende paragrafen
aangegeven.
Referentiekader
Informatieset OFN-PZH versie
2011-002;
Algemene voorzieningen
Op
alle provinciale carpoolpleinen zijn de volgende voorzieningen
aanwezig:
Provinciaal carpoolpleinbord;
Informatiebord (info met betrekking tot carpoolen,
beheer en calamiteiten); Verlichting;
Bank;
Prullenbak;
Hoogte begrenzer (1,90 m);
Fietsenstalling.
Fietsvoorzieningen
Fietsenstallingen conform de provinciale huisstijl
(zie referentie);
Bij 5
of minder getelde fietsen dienen er fietsklemmen te worden
geplaatst met een ondergrens van twee fietsklemmen (zie
referentie);
Bij
meer dan 5 getelde fietsen zal er een fietsoverkapping geplaatst
moeten worden, deze biedt plaats voor minimaal 14 fietsen (zie
referentie).
-
Bebording
De
documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend.
Afwijkingen hierop
worden in de volgende paragrafen
aangegeven.
-
Referentiekader
CROW,
publicatie 207 Richtlijnen voor bebakening en markering van wegen;
CROW, publicatie 222 Richtlijn bewegwijzering;
Bebording conform Reglement verkeersregels en
verkeerstekens (RVV) 1990.
-
Bewegwijzering
De
bewegwijzering geschiedt door middel van bord E.13. Dit bord wordt
geplaatst bij het carpoolplein. Verder worden vanuit de diversie
richtingen ruim van tevoren vooraanduidingen aangegeven met
hetzelfde bord, voorzien van een pijlaanduiding. Hierbij wordt
rekening gehouden met de overige bebording om te voorkomen dat de
automobilist overspoeld raakt met informatie.
Figuur 15.3
Voorbeeld van bewegwijzering naar een carpoolplein
161
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Carpoolpleinen
162
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Afvoer
hemelwater
16.
Afvoer
hemelwater
-
Referentiekader
Europese Kaderrichtlijn Water
(KRW);
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-actueel
(2008, Rijk, IPO,VNG, UvW);
VROM:
AMvB ‘Besluit lozingen buiteninrichtingen’, oncept 15
mei 2008 (tabel overzicht beperkingen hemelwater van de
weg);
Commissie Integraal Waterbeheer: rapport
‘Afstromend wegwater’ (april 2002);
Werkgroep Riolering West-Nederland:
‘Beslisboom aan -en afkoppelen verharde oppervlakken’
(juli 2003);
Hoogheemraadschap van Rijnland: memo
'Berminfiltratie: welke eisen stellen we?' (augustus
2005);
Waterschap Rivierenland: beleidsnotitie
‘Besluit tijdelijke regulering lozingen van afstromend
regenwater van doorgaande wegen’ (oktober
2006);
Hoogheemraadschap van Amstel, Gooi en Vecht:
beleidsnota ‘Richtlijnen voor het lozen van regen-, grond- en
leidingwater’ (mei 2003);
PZH:
Groene lijnen door stad en landschap, Provinciaal Landschapsplan
(2008);
PZH,
DBI: Waterberging en overstort bij grondwaterbeschermingsgebieden
(2008);
Rijkswaterstaat, Dienst weg- en waterbouwkunde:
‘Handleiding Wegenbouw Ontwerp Hemelwaterafvoer’ (juni
1988).
-
Algemeen
De
afvoer van hemelwater van de weg kent twee aspecten. De hoeveelheid
regenwater en de kwaliteit van het afstromende regenwater. De
verontreinigingen die op het wegdek van provinciale wegen vallen,
worden deels door verwaaiing en deels door afstromend wegwater
afgevoerd. Bij het ontwerp van deze wegen dient daarom rekening te
worden gehouden met de afvoer van een hoeveelheid die mogelijk met
een stevige regenbui valt en met de kwaliteit die op het
oppervlaktewater wordt geloosd. Basisuitgangspunt hierbij is dat
dit water via berminfiltratie wordt afgevoerd naar de bermsloot.
Waar dit niet kan omdat er geen bermsloot is, bij kunstwerken of in
grondwaterbeschermingsgebieden dient het water via een stelsel van
kolken en putten te worden verzameld en dienen aanvullende
voorzieningen te worden getroffen om het water te reinigen voordat
het op oppervlaktewater mag worden geloosd.
Voor
de beperkingen voor het lozen van hemelwater van de weg en (kelders
van) kunstwerken wordt verwezen naar de tabel uit AMvB
‘Besluit lozingen buiteninrichtingen’ (overzicht
beperkingen hemelwater van de weg, zie tabel
16.2).
163
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Afvoer
hemelwater
-
Programma van eisen
-
Bij infiltratie in de berm
Voor
het weg- en funderingsontwerp wordt verwezen naar de
‘Handleiding Wegenbouw Ontwerp Hemelwaterafvoer’ van de
Dienst Weg- en Waterbouwkunde van
Rijkswaterstaat.
Hemelwater in principe niet inzamelen maar
gecontroleerd infiltreren in de berm, in een centrale of decentrale
infiltratievoorziening of via een bodempassage naar de bermsloot.
Onder gecontroleerd infiltreren wordt verstaan infiltreren in bodem
met daarin voldoende adsorptiecapaciteit voor verontreinigingen,
voldoende infiltratiecapaciteit en het toepassen van een
bodemcontrole programma (grond en grondwater). De intensiteit van
een bodemcontrole programma wordt bepaald door de kwetsbaarheid en
risico’s voor het milieu. In kwetsbare gebieden daarom een
intensiever programma dan in niet kwetsbare
gebieden.
Indien infiltratie niet mogelijk is, dan lozen via
retentiegeul/ greppel op bermsloot.
Indien geen bermsloot aanwezig is, dan het water
via bermdrains afvoeren naar locatie waar wel een sloot
ligt.
Indien geen infiltratie mogelijk is, dan het water
afvoeren via een stelsel van putten en kolken.
-
Bij kunstwerken en in kwetsbare gebieden
Bij
kunstwerken en in kwetsbare gebieden dient het hemelwater in
principe buiten het kwetsbare gebied te worden gebracht en daar
alsnog gecontroleerd te worden
geïnfiltreerd.
Indien dit niet mogelijk is, dient het te worden
afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Indien het water niet voldoet aan de lozingseisen
voor regenwater uit de beleidsnota ‘Richtlijnen voor het
lozen van regen-,grond- en leidingwater’ van AGV dient het
water te worden afgevoerd via een voorziening, zoals een
bezinkvijver met overstort, een wadi, een lamellenfilter, een zand-
of slibafvang of bodempassage.
In
kwetsbare gebieden maatregelen treffen ter voorkoming van
verwaaiing van verontreinigingen.
-
Bermen
De
breedte van de berm dient binnen de bebouwde kom minimaal 3 m, maar
bij voorkeur 5 m te bedragen. Wegen buiten de bebouwde kom (meer
verwaaiing) dienen een berm van minimaal 5 maar bij voorkeur 7 m te
krijgen.
De
berm dient een goed doorlatende toplaag van minimaal 0,30 m met een
k-waarde van minimaal 0,1 m/d te hebben, te bereiken door een
mengsel van
164
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Afvoer
hemelwater
zand
en teelaarde (bijv. 3 delen ruw zand en 1 deel teelaarde) toe te
passen;
lutumgehalte 3-5% en organische stof gehalte van
2-4 %.
De
berm dient een ondergrond van goed doorlatende grond (k-waarde >
0,1 m/d) te hebben, te bereiken door de toevoeging van
zand.
Grond
die vrijkomt uit de toplaag van bermen voor dezelfde toepassing
hergebruiken.
Het
bermtalud dient ten hoogste 1:3 te zijn, om het talud goed te
kunnen onderhouden.
De
berm dient een begroeiing te hebben die droge en natte
omstandigheden aankan.
Bij
wegen buiten de bebouwde kom: opgaande begroeiing (struikgewas)
toepassen aan de overwegende windzijde (west en zuidwest) van de
weg, ter voorkoming van verwaaiing van verontreinigingen. Bij het
toepassen van begroeiing dient rekening te worden gehouden met de
bepalingen in het Provinciale Landschapsplan
Zuid-Holland.
-
Afwateringsconstructies
Waar
natuurlijke afwatering niet mogelijk of wenselijk is, wordt afvoer
van hemelwater verwezenlijkt door opvang en transport van
hemelwater door toepassing van bijvoorbeeld kolken, putten,
leidingen en gemalen.
Bij
bushaltes dienen in voorkomende gevallen perronelementen met een
verholen goot te worden toegepast.
De
opdrachtgever geeft aan welke regenintensiteit (of
“maatgevende bui” uit de standaardneerslagreeks),
maatgevend is voor het ontwerp van
hemelwaterafvoer.
Voor
de berekeningen kan Bijlage B van de Handleiding Wegenbouw Ontwerp
Hemelwaterafvoer juni 1988 DWW Rijkswaterstaat als uitgangspunt
worden gebruikt.
Materiaalkeuze van afwateringsconstructies is
afhankelijk van geografische ligging, geologische factoren,
landschapsplannen, verhardingsontwerp, emissie-eisen van
waterschappen en lokale kostprijzen.
-
Aandachtspunten:
In
principe geen ongecoat zink toepassen voor de
geleiderailconstructie of ander straatmeubilair, en ook naar
alternatieven kijken, zoals beton, hout, kunststof of het toepassen
van gecoat zink.
Indien voor de lozing op oppervlaktewater
zuiverende voorzieningen worden toegepast, dienen deze een bepaald
verwijderingrendement te hebben voor de specifiek (afhankelijk van
de bronnen) te verwijderen verontreinigingen. In feite moet de
voorziening een deel van de verontreinigingen verwijderen. De
kwaliteit van regenwater is hierbij richtinggevend. Gekozen is voor
het formuleren van lozingseisen, bepaald op basis van expert
judgement, rekeninghoudend met de kwaliteit van regenwater en de
kwaliteitsdoelstellingen voor oppervlaktewater.
165
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Afvoer
hemelwater
In
tabel 16.1 zijn de lozingseisen weergegeven.
Tabel
16.1
|
|
Lozingseisen
regenwater
|
|
|
eenheid
|
|
LozingseisenRegenwaterNaaroppervlaktewater
|
Achtergrondregenwater
|
MTR
(totaal)Vooroppervlaktewater
|
VR (totaal)
vooroppervlaktewater
|
|
|
|
|
|
|
|
Koper
|
µg/l
|
|
100
|
15
|
3,8
|
1,1
|
Lood
|
µg/l
|
|
100
|
10
|
220
|
5,3
|
|
|
|
|
|
|
|
Zink
|
µg/l
|
|
200
|
100
|
40
|
12
|
|
|
|
|
|
|
|
Nikkel
|
µg/l
|
|
10
|
5
|
6,3
|
4,1
|
PAK 10
|
µg/l
|
|
10
|
0,2
|
4,31
|
0,0411
|
VROM
|
|
|
|
|
|
|
N-totaal
|
mg/l
|
|
5
|
5
|
2,2
|
1
|
|
|
|
|
|
|
|
P-totaal
|
mg/l
|
|
0,5
|
0,5
|
0,15
|
0,05
|
chloride
|
mg/l
|
|
Exp. judg.
|
15
|
200
|
|
|
|
|
|
|
|
|
sulfaat
|
mg/l
|
|
Exp. judg.
|
10
|
100
|
|
Uit:
beleidsnota ‘Richtlijnen voor het lozen van regen-, grond- en
leidingwater’ van AGV (mei 2003)
In de
AmvB ‘besluit lozingen buiten inrichtingen’ concept(
van 15 mei 2008) worden voor het lozen van regenwater van de weg
eisen gesteld. Voor diverse situaties kunnen die verschillen.
Pompkelders, bruggen en diverse activiteiten worden genoemd met
eventuele beperkingen. In tabel 16.2 zijn die situaties en eisen
samengevat.
166
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Afvoer
hemelwater
Tabel
16.2
|
Overzicht beperkingen lozen hemelwater van wegen
en (kelders van)
|
|
|
|
kunstwerken
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onderdeel van de
weg
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voorwaarden/
|
|
Wegdek
|
Bruggenenviaducten
|
Watermetschoonmaakmiddel
|
vantunnelsvoorautoverkeer
|
Pompkelder
|
Brugkelder
|
|
Huishoudelijkafvalwatervan
|
brughuisjesed.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
beperkingen voor
het
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
lozen van
regenwater
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de bodem
buiten
|
|
1
|
1
|
|
4
|
1
|
4
|
|
|
3
|
beschermingsgebied
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
In de bodem
binnen
|
|
3
|
3
|
|
4
|
3
|
4
|
|
|
3
|
beschermingsgebied
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Oppervlaktewater,
|
|
2
|
2
|
|
4
|
1
|
3
|
|
|
3
|
gewoon
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Oppervlaktewater,
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
beschermd en extra
|
|
3
|
3
|
|
4
|
3
|
3
|
|
|
3
|
functie
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gewone
riolering
|
|
2
|
2
|
|
4
|
3
|
3
|
|
|
1/3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vuilwaterriolering
|
|
3
|
3
|
|
3
|
3
|
3
|
|
|
1/3
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1 =
toegestaan
2 =
toegestaan als alternatief
3 =
toegestaan met aanwijzing van Ws. voor locatie lozingspunt 4 = niet
toegestaan
167
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Afvoer
hemelwater
168
Handboek Ontwerpcriteria Wegen
4.0
Kunstwerken