De
documenten zoals genoemd bij het referentiekader zijn leidend.
Afwijkingen hierop
worden in de volgende paragrafen
aangegeven.
Referentiekader
Provincie Zuid-Holland, Normblad toegankelijkheid
en sociale veiligheid bushaltes;
CROW
publicatie 141 OV vriendelijke infrastructuur; CROW publicatie 164
Handboek wegontwerp;
CROW
publicatie 184 Toegankelijkheid Openbaar Busvervoer; CROW
publicatie 233 Handboek halteplaatsen;
Informatieset haltemeubilair raamcontract
OFN-PZH.
Aandachtspunten
Bij
voorkeur ligging van de halte na de kruising.
Programma van eisen
bushaltes
De
uitvoering van de halte verschilt per wegcategorie. In tabel 13.2
is de uitvoering per
wegcategorie weergegeven.
Tabel
13.2
|
Haltesoort naar
wegcategorie
|
|
|
|
|
Stroomweg
|
Gebieds-
|
Erftoegangsweg
|
|
|
|
ontsluitingsweg
|
|
Haltesoort
|
|
Vrijliggend,
met
|
Haltekom
|
Halteren op
rijbaan
|
|
|
fysieke
afscheiding
|
|
met
aanrijstrook
|
|
|
|
|
|
Breedte haltekom
|
|
3,00 m
|
Minimaal 2,80
m
|
1,00 m
|
Minimale
rechtstand
|
22,00 m
|
22,00 m
|
18,00 m
|
|
|
|
|
|
Inrijhoek
|
|
1:8
|
1:8
|
1:4,4
|
Uitrijhoek
|
|
1:10
|
1:10
|
1:2
|
|
|
|
|
|
Zie
voor een standaarddwarsprofiel van een bushalte langs een GOW
figuur 13.2.
6,00
2,80
10,00
Figuur 13.2
Dwarsprofiel Bushalte langs
GOW
Haltekom
Langs
gebiedsontsluitingswegen wordt gehalteerd in een haltekom. Deze
haltekom
moet
voldoen aan de volgende eisen:
De
inrijhoek naar de haltekom mag niet kleiner zijn dan 1:8 in verband
met het correct op de halte aan kunnen rijden.
De
uitrijhoek van de haltekom mag niet kleiner zijn dan 1:10. Bij
reconstructies is bij ruimtegebrek een uitrijhoek van 1:5
toegestaan indien de maximumsnelheid op het wegvak niet hoger is
dan 50 km/h.
De
haltekom is minimaal 2,80 m breed (tussen buitenkant kantstreep
hoofdrijbaan en perronband).
Afwatering vindt plaats voor en na de
perronelementen, het ontwerp moet dusdanig zijn dat er geen
plasvorming in de haltekom plaats vindt. Afwatering d.m.v. een
lijngoot is ook toegestaan.
In de
haltekom wordt geen markering toegepast. De kantmarkering van de
hoofdrijbaan wordt ter hoogte van de haltekom doorgezet in dezelfde
vorm als voor en na de haltekom. Indien de overgang van onderbroken
naar doorgetrokken kantmarkering zich ter hoogte van de haltekom
bevindt, wordt de gehele haltekom voorzien van doorgetokken
kantmarkering.
De
haltekom heeft tussen in- en uitrijhoek een rechtstand met minimale
lengte van:
o 22 m voor haltes geschikt voor één 12 m
(standaard) bus; o 28 m voor haltes geschikt voor
één 18 m (gelede) bus;
o 35 m voor haltes geschikt voor twee 12 m
bussen.
Op
haltes zonder haltekom is een rechtstand van minimaal 18 m
toegestaan.
Perron
Het
perron heeft een minimale, vrije breedte van 1,60
m.
Ter
hoogte van een puntversmalling dient op het perron een minimale
doorgang van 1,00 m breed aanwezig te zijn.
Het
perron heeft een minimale lengte van:
o 12 m voor haltes geschikt voor één 12 m
(standaard) bus; o 18 m voor haltes geschikt voor
één 18 m (gelede) bus;
o 25 m voor haltes geschikt voor twee 12 m
bussen.
Over
bovengenoemde minimale lengte van het perron bedraagt de
perronhoogte 0,18 m.
De
perronband bestaat uit een profielelement afgestemd op de band van
de bus, zodanig dat deze tegen de perronband aan kan halteren.
Boven op de perronband is een zwart-wit blokmarkering aanwezig. Het
perronelement beschikt over een voet van minimaal 0,60 m waar het
rechterwiel van de bus op staat.
De
in- en uitrijhoek mogen niet direct aansluiten op het deel van het
perron dat op 0,18 m hoogte ligt. In de rechtstand moet een
overgang naar maximaal 0,12 m hoogte aanwezig
zijn.
Achter de zwart-wit blokmarkering wordt, in de
lengterichting, een geleidelijn (ribbeltegels of ribbelmarkering)
voor visueel gehandicapten aangebracht van 0,60 m. Ter hoogte van
de instapdeur (ca. 0,60 m vanaf start perronhoogte 0,18 m) wordt de
geleidelijn over een lengte van 0,90 m onderbroken door een
instapmarkering in de vorm van een noppenmarkering (0,60 x 0,90
m).
Onder
straatwerk op het perron wordt een worteldoek aangebracht en
gebruik gemaakt van met cement gestabiliseerd zand om doorgroei van
onkruid te voorkomen.
Maatvoering bushaltes
In
bijlage A is schematisch weergegeven welke minimum maten worden
gehanteerd voor een bushalte langs een gebiedsontsluitingsweg. De
minimale maatvoering van de perrons geldt voor alle
wegcategorieën.
Voorzieningen bushaltes
Op
alle (nieuwe) bushaltes langs provinciale wegen zijn de volgende
voorzieningen aanwezig:
Haltepaal met
vertrektijdeninformatie.
Abri
met verlichting, zitgelegenheid en voorzien van informatievitrine.
Prullenbak naast de abri.
Fietsbeugels, minimaal 2 per halte (afhankelijk
van de situatie is een groter aantal mogelijk).
Op
belangrijke en drukke bushaltes zijn DRIS (dynamisch reisinformatie
systeem) displays aanwezig. Model en maatvoering door provincie aan
te leveren.
Op
belangrijke en drukke bushaltes wordt in plaats van fietsbeugels
een fietsenstalling en eventueel fietskluizen geplaatst. De
capaciteit van een fietsenstalling wordt per locatie in overleg met
de provincie bepaald.
Verhardingsopbouw
bushaltes
In
tabel 13.3 is de standaard verhardingsopbouw voor een haltekom
weergegeven.
Tabel
13.3
|
Standaardverhardingsopbouw
bushaltekom
|
|
Laag
|
Type
|
Dikte
|
Deklaag
|
Combinatie
deklaag
|
50 mm
|
|
Afstrooien met steenslag 1/3 (2,0
kg/m2)
|
|
Tussenlaag
|
AC 16 bind
TL-B
|
40 - 50 mm
|
|
AC 22 bind
TL-B
|
60 mm
|
Onderlagen
|
AC 22 base
OL-B
|
60 - 90 mm (per
laag)
|
|
|
|
Fundering
|
Hydraulisch menggranulaat (of
gelijkwaardig)
|
250 - 400 mm
|
Zandbed
|
|
minimaal 500
mm
|
|
|
|