De term ‘scenario’ is feitelijk onjuist, maar sluit mooi aan bij dit inmiddels
binnen de opsporing ingeburgerde begrip. Synopsis is hier de juiste term,
maar om verwarring te reduceren stellen we het begrip ‘scenario’ gelijk aan
de aaneenschakeling van handelingen die zich voor, tijdens en na het
misdrijf mogelijk hebben afgespeeld. Het is als het ware de film die
afgedraaid wordt. Scenariodenken is in zijn algemeenheid bedoeld om
vooruit te kijken. Scenariostudies zijn vaak toekomststudies.
In het kader van moord en doodslag gaat het echter om een terugblik. Een
reconstructie van wat zich in het verleden heeft afgespeeld. Belangrijk is wat
er fysiek gebeurde, maar ook wat er zich in het hoofd van de dader
afspeelde. Welk motief had hij/zij, welke stoornis, waarom bijvoorbeeld
zoveel ‘overkill’?
Binnen deze reconstructieomgeving is er ook plaats voor mogelijke,
toekomstgerichte ontwikkelingen. Een vorm van eventualiteitplanning. Het
gaat er dan om, antwoorden te hebben op vragen of situaties die zich
mogelijk voor zouden kunnen doen. Dat gaat dan om bijvoorbeeld wat te
doen als de dader ineens een politiebureau binnenloopt en zich meldt.
Hoe omvangrijk moeten de doorzoekingen zijn als een verdachte in beeld
komt? Het opstellen van een verhoorplan, zeker als dat vanaf de start van
het onderzoek gedaan is, is een vorm van toekomstplanning.
Het is handig om, wanneer een scenario volledig uitgeschreven wordt, daar
de bestanddelen en elementen van de betreffende mogelijke strafbare
feiten in op te nemen. Dit volledig uitschrijven van een scenario is uiteraard
niet aan de orde in de hectische fase aan het begin van een onderzoek.
Wanneer het echter langer gaat duren, dan komt er een moment dat het
goed is om het scenario van steekwoorden om te vormen naar een lopend
verhaal, een ‘script’.
Het opstellen van de scenario’s is een creatief proces waarbij het
verzamelen van de scenario’s (op hoofdlijnen) voorop staat. Alle
deelnemers aan die scenariovorming moeten dan over de volledige
informatie beschikken. Dat kan gaan om details, waaronder
daderwetenschap.
In deze fase is het niet handig om al te discussiëren over de mate van
waarschijnlijkheid van bepaalde scenario’s. Eerst inventariseren, dan
discussiëren over de haalbaarheid en prioritering van bepaalde scenario’s.
Een scenario kan nader in subscenario’s uitgewerkt worden wanneer een
scenario op individueel, persoonsniveau beschreven moet worden.
Stel dat het scenario is dat de moord gepleegd is door een (ex)werknemer.
Het slachtoffer had een bedrijf met 10 werknemers. Dat kan betekenen dat
er na het scenario dat de moord gepleegd zou kunnen zijn door een
(ex)werknemer er dan tien individuele scenario’s volgen.
In dit verband zijn er nog twee aspecten van belang.
Als eerste: er zijn binnen de verschillende hypothesen standaardscenario’s
mogelijk.
Als er sprake is van de hypothese moord (of het is overduidelijk moord) dan
zijn scenario’s als het ware in een format te zetten. Dat is het scenario dat
de moord door iemand uit de ‘inner circle’ is gepleegd. Dit wordt ook
ondersteund door statistieken waaruit naar voren komt dat circa 35% van
de levensdelicten in de relatiesfeer van het slachtoffer gepleegd worden
(Nieuwbeerta & Leistra 2007). Eveneens zijn er formats te maken van de
scenario’s ‘persoonsverwisseling’ en ‘actieve levensbeëindiging door een
ander als vorm van ‘zelfmoord’’.
Ten tweede: bij het beoordelen van de verschillende scenario’s en het
uitzetten van de diverse onderzoekslijnen is het belangrijk uit te gaan van
vragen over motief, gelegenheid en middel (in het Engels:
motive, means
and opportunity). In hoeverre heeft iemand een reden om het delict te
plegen, in welke mate was die persoon in de gelegenheid en welke middelen
stonden ter beschikking en wie er voordeel kan hebben bij de gang van
zaken (‘qui bono’).?